NUGGETS – onbekende en vergeten goudklompjes uit de pophistorie, vrij 1 september 22-23 u + ma 4 september 22-23 u (hh)

Peter & Zijn Rockets – Veronica, Sorry (1974)
Carole King
– Hard Rock Cafe (1977)
The Syn – 14 Hour Technicolour Dream (1967)
Fleetwood Mac – Jewel Eyed Judy (1970)
Kensington Market – Aunt Violet’s Knee (1968)
Gerry Rafferty – The Way It Always Starts (1983)
Marvin Gaye – Wherever I Lay My Hat (That’s My Home) (1969)
Geordie – Can You Do It (1973)
The Javalins – Javalins Beat (1963)
Ella Washington – I Don’t Care About Your Past (1971)
The Beatles – The Inner Light (1968)
Jojo – Lovin’ And Hurtin’ (1971)
Les Irresistibles – My Year Is A Day (1968)
George Benson – Gonna Love You More (1977)
Mr. Lee Grant – Thanks To You (1967)
Deaf School – What A Way To End It All (1976)

Marvin Gaye – Wherever I Lay My Hat (That’s My Home):

Even een optelsommetje gemaakt, maar sinds mijn geboorte heb ik in tien verschillende huizen gewoond. Niet spectaculair veel, want er zijn mensen die elke twee jaar verkassen. Volgens mij pakken die de meeste verhuisdozen helemaal nooit uit. Heel eerlijk maakt het mij niet zo heel veel uit waar ik woon, maar bepalend zijn de (directe) omgeving in de wetenschap dat het perfecte huis niet bestaat. Verhuizen is zelfs vervelend, maar de reis van het zoeken is wel heel erg leuk.

Wel heb ik graag bepaalde zaken op een duidelijke plek en een hok voor mijzelf en de vele muziekschijfjes, naslagwerken en allerhande rommel, waarover mijn vrouw zich afvraagt waarom dat al niet lang is weggegooid. Het is niet zo groot als van de snor uit Grollo, maar ik doe mijn best. We discussiëren er al lang niet meer over, want mijn hok is mijn rommel in mijn oase van rust. Tenminste wanneer je de muziek wegdenkt. Ik overweeg zelfs een rood lampje boven de deur te monteren, zodat mijn eega weet wanneer ik midden in een opname zit. On air, dus niet storen. En heel misschien doe ik dat ding dan wel eens aan om lekker te kunnen chillen, want mijn vrouw is een meesteres in het bedenken van klusjes.

Het zal ook met de leeftijd te maken hebben, want vroeger was ik bijna elke dag onderweg. Ik had natuurlijk wel een eigen woning, maar dat was meer de wasstraat dan wat anders. De auto was op het continue reizen ingericht (cassettebandjes, flessen water, appels, snoepgoed, leesvoer) en de achterbak had een voorraadje kleding, extra schoenen, handdoeken, toiletartikelen en een fles whisky met een glas. En waar ik ’s avonds uitkwam was voor een nacht mijn thuis. Soms – wanneer ik een lokale schone had leren kennen – bleef ik wat langer en nam dat punt als uitvalsplek voor de werkzaamheden. De ‘relatie’ liep niet altijd goed af, want sommigen bleken – ondanks de waarschuwing vooraf – een tijdelijk verblijf als de start van iets langdurigs te zien.

En dat was het bruggetje naar Wherever I Lay My Hat. Het behoort tot mijn drie mooiste liedjes van Marvin Gaye (samen met What’s Going On en Let’s Get It On). Het was de flipzijde van de megahit Too Busy Thinking About My Baby in 1969, maar in mijn oren veel beter dan de voorzijde. Wellicht ook vanwege het ska-ritme en de blazerssectie.

Geordie – Can You Do It (1973):

In 1971 werd in Newcastle Upon Tyne de glamrockband Geordie opgericht en een jaar later hadden ze een minihitje met hun debuutsingle Don’t Do That. In die dagen waren er heel veel glamrockers die succes probeerde te halen in het kielzog van onder andere The Sweet en Slade. Hun 2de single All Because Of You haalde zelfs de Top 10 van de Engelse hitlijst. Ook in Nederland werd het een kleine hit met de 20ste plek als hoogst haalbare. Een aardig meestampertje, maar meer ook niet. De opvolger Can You Do It daaraantegen had alles om een stevig verkoopsucces te worden met het stampende ritme en de krijsende en krassende stem van de zanger. Athans in mijn oren, maar vreemd genoeg wist het in hun moederland de Top 10 niet te halen en ook in Nederland stierf het met na vier weken een stille dood. Evenals de band in 1980 toen de zanger opstapte na vier albums en weinig succes. Valt er een dubbeltje? Nee, lees dan maar verder.

Aan de andere kant van de wereld timmerden sinds 1973 een aantal gasten stevig aan de weg met hun stevige rock en wisten in Australië met hun debuutalbum 5x platina te scoren. Na het succesvolle vervolg (9x platina) werd besloten deze twee albums samen te voegen voor een release op de internationale markt. Een slimme zet, want het bleek de opmaat voor een megasucces. Na vier uiterst succesvolle studio en een livealbum sloeg het noodlot toe. De zanger hield eufemistisch gezegd wel van een borreltje en na een avondje zwaar doorhalen bleek hij ineens bewusteloos in de auto. Zijn vriend (ook niet meer fris) kon hem niet uit de auto slepen, dus besloot hij hem zijn roes maar in de auto uit te laten slapen. De volgende ochtend was hij nog steeds buiten westen en allerijl reed hij naar het ziekenhuis. Daar constateerden ze dat hij was overleden aan een combinatie van alcoholvergiftiging en verstikking in zijn eigen kots.

De band zat dus ineens zonder zanger en wilde stoppen, maar de ouders van de zanger haalde hen over door te gaan. Audities werden gehouden met onder andere Gary Pickford-Hopkins (Fat Lip) en Noddy Holder (Slade), totdat producer Mutt Lange (de ex- van Shania Twain) voorstelde om Brian Johnson van Geordie ook uit te nodigen. Afijn, de rest in geschiedenis. Het album Back In Black werd opnieuw ingezongen, want Bon Scott had al een paar nummers opgenomen. Het werd hun grootste succes, alhoewel elk nieuw album een veelvoud aan platina zou binnen slepen.