NUGGETS – onbekende en vergeten goudklompjes uit de pophistorie, vrij 2 februari 22-23 u + ma 5 februari 22-23 u (hh)

3 februari staat bij de Amerikanen als The Day The Music Died bekend, want Buddy Holly, The Big Bopper en Ritchie Valens kwamen in 1959 in een vliegtuigongeluk om het leven. In deze Nuggets luisteren we naar musici die (vaak op hun hoogtepunt) door een vliegtuigongeluk het tijdelijke voor het eeuwige verwisselden.

Buddy Holly – Learning The Game (1960)
Ritchie Valens – Come On, Let’s Go (1958)
Ozzy Osbourne – Mr. Crowley (1980)
Rick Nelson & Stone Canyon Band – Windfall (1974)
John Denver – Sunshine On My Shoulders (1976)
Bar-Kays – Soul Finger (1967)
Otis Redding – Hard To Handle (1968)
Jim Croce – I’ll Have To Say I Love You In A Song (1974)
Glenn Miller – Moonlight Serenade (1938)
Tina Lawton – The Lowlands Of Holland (1965)
Lynyrd Skynyrd – Tuesday’s Gone (1974)
Kyu Sakamoto – Sukiyaki (1963)
Skyhooks – Living In The 70’s (1974)
Keith Green – Because Of You (1977)
Stevie Ray Vaughan – The Sky Is Crying (1985)

Buddy Holly – Learning The Game:

Wat maakt Buddy Holly zo bijzonder? Hij schreef de meeste songs zelf en dat is in die tijd nog niet de normaalste zaak van de wereld. En in muzikaal opzicht? Zanger/gitarist, bassist, drummer en tweede gitarist, maar tijdens zijn hoogtijdagen is dit, enkele uitzonderingen daar gelaten, nog niet gebruikelijk. En dan het specifieke stemgeluid: krachtig en uitbundig versus ingetogen en subtiel met een hikje in zijn stem. Soms versterkt door de sublieme achtergrondkoortjes. Die variatie geldt ook voor het gitaarspel. De muzikale legende weet de mogelijkheden van zijn Fender Stratocaster optimaal te benutten.

Learning The Game werd een hit in Nederland. In die zin dat we nog geen Top 40 kenden, maar in de (soms maand)lijstjes die begin jaren ’60 gepubliceerd werden. Tot 4 jaar na zijn overlijden scoort hij nog hits, maar heel veel van zijn liedjes zijn gecovered en werden opnieuw een hit. Hét bewijs van de kracht van zijn melodieën.

Stevie Ray Vaughan – The Sky Is Crying:

Ik heb iets met musici die het leven lieten in een vliegtuigcrash. Statistisch is vliegen de veiligste manier van transport, maar wanneer het fout gaat is het eerder een wonder wanneer er overlevenden zijn. Niet dat ik bang ben om te vliegen, alleen is in de loop der jaren deze vorm van veevervoer me steeds meer tegen gaan staan. Lange wachttijden op de luchthavens, toeslagen, vertragingen en veelal een totaal gebrek aan correcte informatie, gekoppeld aan een chronisch gebrek aan beenruimte en soms jengelende kinderen, die jouw stoel als boksbal gebruiken.

Nee, ik vraag mij de reden van het ongeluk af. Is dit een vreemde overpeinzing? Ik zal het uitleggen. Gedurende mijn aanwezigheid op deze aardkloot heb ik meerdere malen het gevoel gehad dat er ‘iets’ was wat mij waarschuwde voor levensbedreigende zaken die op het punt stonden te gebeuren; alsof er een engeltje op mijn schouder zat. Ik ben atheïst, maar soms heb ik het idee dat er meer is tussen hemel en aarde. Iets ongrijpbaars… uit een parallel universum? Geen idee. Laten we maar stellen dat iemand mij tijdig op de schouder tikte, zoals in 1983 op bezoek bij een vriend. Het logeerbed stond onder het raam. Midden in de nacht – zonder enige vorm van waarschuwing en feitelijk nog steeds in slaap – ga ik in één keer rechtop zitten. Tegelijkertijd slaat het losgekomen zonnescherm dwars door het raam en lag mijn hoofdkussen vol met zeer scherpe glaspunten en scherven.

Ergens in 1986 rij ik op de oude Moerdijkbrug (zonder tussenscheiding nog) en ik haal een vrachtwagen in. Opeens zie ik een auto op de verkeerde weghelft recht op mij af komen. Toeteren, met de lichten knipperen maar geen kennelijk reactie. Geen tijd op snel voor of achter de vrachtwagen te komen, dus ik kruip zo dicht mogelijk tegen hem aan in de hoop net genoeg ruimte voor die idioot te creëren. Maar in gedachten weet ik dat dit een frontale botsing gaat worden en sluit mijn ogen. Ik hoor een enorme klap en mijn linkerbuitenspiegel wordt van mijn auto gerukt. Millimeterwerk.

In 1988 zou ik met een maat naar Argentinië vliegen (via Londen en New York) om daar de Kerst te vieren bij kennissen. We waren beiden werkzaam in de luchtvaart en hadden onze hand op stand-by first class tickets weten te leggen met de wetenschap dat er altijd lege stoelen waren. De dag voor vertrek hadden we telefonisch contact en beiden waren het er direct over eens dat we de reis twee dagen moesten uitstellen. Geen idee waarom; gewoon een gevoel. Ik had al vakantie, maar het kwam hem vanwege werkzaamheden ook beter uit. Afijn, Pan Am 103 is nooit aangekomen… Helaas hadden we niet de moeite genomen onze families, vrienden en kennissen hierover te informeren en die gingen er kortstondig dus van uit dat ook wij aan boord zaten.

Sindsdien luister ik altijd naar mijn voorgevoel. Wanneer ik me ‘unheimisch’ voel, ga ik niet weg of verzet de (zakelijke) afspraak. Je weet natuurlijk nooit wat er gebeurt zou zijn, wanneer je wel was gegaan, maar ik heb geleerd die stille waarschuwingen te accepteren en op te volgen. Bijgeloof? Nee, maar waarom het risico nemen?

Dus, waarom zijn (onder andere) Jim Croce, Buddy Holly, Otis Redding, Ronnie Van Zant (Lynyrd Skynyrd) en Stevie Ray Vaughan ingestapt? Waren ze dermate vermoeid dat alle zintuigen uit stonden? Waren de gemaakte afspraken zo belangrijk dat ze – zelfs in slecht weer – bovenmatige risico’s wilden lopen? Hadden ze überhaupt wel een ‘beschermengel’ of hebben ze het gevoel gewoon genegeerd? In geval van Stevie Ray Vaughan is dit helemaal onbegrijpelijk, want de dag voor zijn dood vertelde hij zijn bandleden dat hij een verschrikkelijke nachtmerrie beleefd had. Hij was op zijn eigen begrafenis en zag duizenden rouwenden, en was doodsbang maar tegelijkertijd overweldigt door een vredig gevoel. Het klinkt wellicht wat zweverig, maar dit zou voor mij meer dan genoeg reden zijn niet in te stappen. Een gewaarschuwd mens telt voor twee.

Ik ben een enorme fan van de SRV-man en er is weinig dat ik niet van hem in de kast heb staan. Hij verstond de kunst oude Blues een totaal nieuwe jas te geven en tegelijkertijd nieuwe liedjes te componeren, die inmiddels klassiekers zijn geworden. Er is met hem een groot Bluesman heen gegaan. Zijn postume album, The Sky Is Crying bevat tien onuitgebrachte liedjes, opgenomen tussen 1984 en 1989, met natuurlijk het titelnummer, een cover van Elmore James: het enige passende lied, gezien zijn overlijden en de wijze waarop.